Ritsert Jansen

“Universiteiten zijn in de eerste plaats opleidingsinstituten en het leiderschap moet ondersteunend zijn om een ​​prettige en open omgeving te creëren waar mensen hun talent en vaardigheden kunnen ontwikkelen.”

Groningen Bioinformatics Centre (parttime) en decaan van Talentontwikkeling, Rijksuniversiteit Groningen
www.rug.nl/research/bioinformatics/
Groepsgrootte: 14 (binnen Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen)

  1. Wat is het leidende onderzoeksthema in uw groep?
    “We werken aan het bepalen hoe genetica en genomica met elkaar verbonden zijn. In elk organisme kent DNA talloze variaties. We willen die variaties op genetisch niveau correleren met variaties op fenotypisch niveau.”
  2. Met welk type groepen of organisaties werkt u het meest samen en waarom?
    “Onze belangrijkste projecten maken allemaal deel uit van grootschalige samenwerkingen met meerdere partners. Dit biedt ons de mogelijkheid om grote volumes van veel verschillende soorten data te integreren. Onze betrokkenheid varieert van bijdragen aan experimenteel ontwerp tot meer ondersteunende activiteiten zoals databasing en software engineering tot het ontwikkelen van nieuwe, slimme analysetools. Wat betreft de betrokken organismen, werken we aan modelorganismen zoals wormen en muizen, maar ook aan planten en aan menselijke studies met behulp van echte data van patiëntenpopulaties.”
  3. Wat zijn vanuit jouw onderzoeksperspectief de grootste uitdagingen in de bio-informatica op dit moment?
    “De kloof tussen bioinformatici en ‘de anderen’ wordt groter. In een recent rapport van de Nederlandse Gezondheidsraad werd opgemerkt dat veel nieuwe technieken klinische toepassing naderen, maar dat probleem is de steeds gespecialiseerde bioinformaticakennis die nodig is om deze technieken te begrijpen en de uitkomsten te interpreteren. Wij als bioinformatici denken misschien dat we vooruitgang boeken, maar ‘zij’ raken het spoor bijster van wat we doen. Het overbruggen van die kloof wordt steeds belangrijker. Wat te doen? Ten eerste, de bijdrage van bioinformatica aan het onderwijs vergroten. Dat wordt steeds belangrijker. We moeten onze partners ook actief uitrusten met de kennis om te begrijpen wat we doen en hen in staat stellen om echt deel te nemen aan en dit soort werk te beoordelen.”
  4. Wat is de belangrijkste taak van een groepsleider?
    “Creëer ruimte voor talent om te groeien en zich te ontwikkelen, zodat ze mij kunnen verrassen en boven mijn en hun eigen verwachtingen kunnen uitstijgen. Ik probeer dit te bereiken door de context te bieden, maar ze ook hun eigen niche en unieke positie te laten definiëren. Universiteiten zijn in de eerste plaats opleidingsinstituten en leiderschap moet ondersteunend zijn om een ​​prettige en open omgeving te creëren waarin mensen hun talent en vaardigheden kunnen ontwikkelen. Toen ik ongeveer tien jaar geleden naar Groningen kwam, was ik de enige bioinformaticus en heb ik deze groep vanaf nul opgebouwd, wat betekende dat ik mezelf moest ontwikkelen tot groepsleider. In 2011 publiceerde ik bij Cambridge University Press “Developing a talent for science”, een boek waarin ik mijn ervaring en ideeën over talentontwikkeling beschrijf. Dit jaar volgt een tweede boek, getiteld “Funding your career in science.” Ik vind het belangrijk dat groepsleiders actief nadenken over hun rol en verantwoordelijkheden op dit front.”
  5. Waar zie jij ruimte voor verbetering in jouw groep?
    “Dat is een vervelende vraag. Wat we op een algemener niveau zouden kunnen verbeteren, is hoe we organisatorische grenzen kunnen overschrijden. Bioinformatica is relevant voor alle onderzoek met betrekking tot levende organismen, maar deze interdisciplinaire aard is vaak moeilijk te rijmen met de manier waarop universiteiten zijn georganiseerd, die nog steeds erg vastzit op faculteitspijlers. Het zou goed zijn om een ​​modernere, flexibele organisatie te hebben om in te werken.”

Tekst door: Esther Thole.